Vurige Bonnie

Sinds enkele jaren is het Cactusfestival een vast onderdeel van onze zomer. Het enige festival waar ge niet moet aanschuiven aan de toog en er dan op de koop toe nog eens een gin tonic kunt bestellen ook: heerlijk is dat. Het valt me ook ieder jaar weer op hoe beschaafd het Cactuspubliek is. Het merendeel is toch wel dertigplus, schat ik zo. En dat voelt ge op de weide. Geen overdreven zatte taferelen, en ook nog nooit gehoord van een zatlap die in het Minnewater gesukkeld is – al zou het me niet verbazen mocht dat ooit wél gebeuren of gebeurd zijn.

Bovendien voelt ge u altijd weer een beetje in het buitenland, met al dat West-Vlaams dat rond u gesproken wordt.

Op muzikaal vlak is het elke keer weer een beetje afwachten wat de pot schaft. De eerste twee amuses waren dit jaar eerder laidback van aard. Isbells en Ghostpoet: het kabbelde allemaal maar een beetje voort, veel spannends gebeurde er niet op dat podium. Vervolgens waren er twee voorgerechten die evenmin veel om het lijf hadden. De Deense Raveonettes raasden ongeïnspireerd doorheen hun set, waarna Michael Kiwanuka weer voor een rustpunt zorgde waarbij wij evenwel bijna in slaap sukkelden.

Gelukkig kwam daar toen het hoofdgerecht. Een vurige Bonnie Raitt, die bij haar entree beloofde om ons te trakteren op “some nice rhythm ’n blues tunes”. En dat deed ze dan ook, inclusief zeer geslaagde covers van John Hiatt (“Thing called love”), Gerry Rafferty (“Right down the line”) en The King hemzelve (“Big hunk of love”). Met een eigen ballad kreeg ze bovendien de hele Cactusweide stil. Faut le faire. Ze is de zestig al voorbij, die Bonnie, maar wat een vuur, wat een kunde, wat een charme. “Hello Bruges! You don’t mind of I call you that, do ya?”, sprak ze het publiek grappend toe. Neen, Bonnie, dat vinden wij helemaal niet erg, hoor. Gij moogt dat.

Het hoofdgerecht kreeg zowaar nog een evenwaardig vervolg met Calexico. Mariachi’s bij de ondergaande zon: meer had het publiek niet nodig om een danspasje te wagen. Ja, ook en vooral natuurlijk op “Crystal frontier”, dat door Joey Burns overigens een octaaf hoger gezongen leek te worden dan op de plaat – al kan dat ook onze vervagende herinnering liggen (lang geleden dat we die nog oplegden).

Tegen de tijd dat het dessert in de vorm van Ozark Henry opgediend werd, waren wij eigenlijk al verzadigd. Geheel in het wit gekleed gaven Piet Goddaer, zijn band en de fantastische zangeres Amaryllis Uitterlinden een retestrak concert. Jammer dat bindteksten blijkbaar teveel gevraagd zijn voor de heer Goddaer. In een zaal zou dit concert veel beter tot zijn recht gekomen zijn. Voor een festival was het een iets te koele bedoening.

Ach, na die wolkbreuk tijdens Elvis Costello twee jaar geleden, en de aanhoudende regen van vorig jaar, waren wij allang blij dat de zon scheen. Volgend jaar gaan we terug.

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like