“Moeke, waar is de saus?”

“Clan” moet zowat de beste fictie van  eigen bodem zijn die op het kleine scherm vertoond is geweest sinds “De Parelvissers”. Al vanaf de eerste minuut keek ik handenwringend uit naar wat volgen zou.

Het begon al met de begingeneriek, op de tonen van Paul Severs’ klassieker “Oh little darling”: Vlaamser dan dat kan bijna niet, en toch valt de serie niet onder te brengen in dat typisch-Vlaamse-onder-de-kerktoren-hokje (waarin “Vlees en bloed” indertijd bijvoorbeeld wel perfect paste).

Vervolgens dook daar een vrouwelijk personage op, wiens look voorzien was van een onheilspellend ooglapje. Gedurfd, want laat ons eerlijk zijn: zo’n ooglapje heeft een hoog stripfiguurgehalte. Maar zie: hier zag het er alleen maar übercool en mysterieus uit.

Op naar de ster van de show dan: Dirk Roofthooft. Dat hij een klasbak was, had hij al bewezen met zijn incarnatie van Pietje de Leugenaar. Nu scoort hij weer recht in de roos. Hij maakt er net geen karikatuur van, van zijn onuitstaanbare personage Jean-Claude. Wat een herkenbaar figuur ook trouwens: de racistische misantroop die zijn vrouw consequent aanspreekt met “moeke”, geen klap uitvoert in het huishouden en plezier schept in het koeioneren van zijn medemens. Ook weer “erg Vlaams” zou je kunnen zeggen, maar dat is zonder de opmerkelijk cynische ondertoon gerekend, die “Clan” zo doet uitsteken boven de rest. Tegelijkertijd is de humor nooit ver weg. Het jongetje dat door zijn vader aangemaand wordt om zijn “cowboypakje uit te trekken, want zo gaat ge niet naar een begrafenis”, en dat in een latere scène in één enkel kort shot getoond wordt in de kerk mét cowboyhoed op: bijzonder amusant.

Ieder woord dat uit de mond van de “Clan”-cast kwam, heb ik zonder aarzelen geloofd. Wat een contrast met die arme Lien Van De Kelder, die in “The Spiral” niet één zin geloofwaardig uit haar strot kon laten komen (de andere acteurs trouwens ook niet).

Digibox ingesteld op “Clan”: check!

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like