Wit is altijd schoon.

Ze zei het op fluistertoon, want hij mocht het niet horen. Nochtans zat Vovo in de kamer ernaast, aan het scherm gekluisterd bij de zoveelste glorietocht van Sven Nys, en was de kans klein dat hij iets van ons gesprek zou opvangen. Toch gebaarde ze met een hoofdknikje dat ik dichterbij moest komen, en fluisterde me toe: “Als ge ’t niet graag ziet, moet ge u niet verplicht voelen om het mee naar huis te pakken. Dat weet ge toch, hè?” Moemoe verwees naar het antieke televisiemeubel dat in het atelier stond.

Mijn grootvader is vijfentachtig. Heel zijn leven schrijnwerker geweest. Omdat hij het werken niet kan laten, had hij erop aangedrongen om dat ouderwetse meubel dat anders toch maar bij het oud huisvuil zou belanden, een nieuw kleurtje te geven. Voor mij was het goed. We konden wel een kastje gebruiken om de televisie op te zetten. En doe maar wit, wit is altijd schoon.

Vandaag mocht ik komen kijken hoe ver hij stond met de schilderwerken. “Wat denkt ge, Floor, is het goed zo? Of toch liever nog een extra laag wit erover?” Buiten was het aan het schemeren, dus heel goed kon ik het niet zien. “Doe toch nog maar een extra laag, Vovo. Voor de zekerheid.”

Het ziet er goed uit, dat witte kastje. Past perfect bij de salontafel. (Echt, Moemoe. Als ik het niet schoon vond, had ik het ook wel gezegd.)

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like