Vousvoyeren in een ziekenhuisbed

Ze kwam binnen net nadat ik uit de recovery de kamer weer was binnengereden door twee vriendelijke verpleegsters. Met een zak ijs tegen mijn wang in de ene hand, en de essaybundel van Joost de Vries in de andere – gelukkig zijn er boeken die van formaat net klein of middelgroot genoeg zijn om ze met één hand tussen je duim en wijsvinger open te kunnen houden – zat ik in mijn ziekenhuisbed een beetje te bekomen van de narcose.

Het meisje was blond, jong – een jaar of zeventien, achttien – en ze droeg een kakigroene skinny jeans. Ze had een oversized tas bij zich. Zo’n tas die meisjes van haar leeftijd het liefst over hun elleboog laten hangen, terwijl ze hun onderarm koket omhoog houden en honderduit babbelen met hun BFF’s.

Zo’n meisje was het.

Ze keek me vragend aan, toen ze merkte dat er maar één bed in de tweepersoonskamer stond. Het bed waarop ik lag. Ik dacht: ik moet proberen om iets te zeggen, kijken of dat lukt met m’n beurse lip waarin ik maar voor de helft gevoel heb. Dus deed ik een poging:

“Mevrouw is nog niet terug uit de operatiekamer.” Zo, dat lukte zonder veel gelispel. “Ze hebben haar een halfuurtje geleden pas weggereden. Jij bent de kleindochter, neem ik aan?”

Mevrouw had me namelijk verteld dat haar kleindochter zou langskomen.

Het meisje glimlachte, opgelucht. “Oké. Nou dan, vindt het u het erg als ik hier even blijf wachten?” Een onmiskenbaar Brabants-Nederlandse tongval. Ze had een van mijn voormalige leerlingen kunnen zijn, deze meid. Intussen zette ze haar tas neer op tafel en schoof een stoel dichterbij.

“Geen probleem. Doe gerust”, zei ik terwijl ik mijn ijszak van wang verwisselde. Ze ging zitten en begon op haar smartphone te tokkelen. Ik las verder en verbaasde me over Joost de Vries’ rake analyse van het fenomeen hipsterbaard. Er zouden meer mensen moeten zijn die zulke fenomenen raak analyseren, in zulke fijnzinnige bewoordingen bovendien.

Mevrouw werd binnengereden, ze was nog suf van de narcose. Kleindochter ging langs haar bed staan en gaf haar een kus op het voorhoofd. Ze deed dat bijzonder liefdevol en teder. “Gaat het een beetje, oma? Knik maar van ja of nee, want de dokter heeft gezegd dat u niet mag praten.”

Mevrouw knikte, en sprak toch: “Dag lieve schat. Het gaat wel, hoor.” Daarop volgde een gesmoorde snik.

“Maar oma, waarom huilt u nou? Alles is toch goed gegaan?”

Oma kneep in de hand van haar kleindochter.

En ik dacht: hé, deze meid spreekt haar oma met ‘u’ aan.

Er zouden meer mensen moeten zijn die hun oma met ‘u’ aanspreken.

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like