Die dag dat er preipatatjes gegeten moesten worden.

“Is er nog iets in huis?”

Collega P. en ik zitten samen in de auto. Hij belt naar huis – handsfree, dus ik mag gezellig meeluisteren – met de vraag die we allemaal aan onze wederhelft stellen wanneer die op een doordeweekse dag eerder thuiskomt van het werk. Het antwoord was hetzelfde als het antwoord dat ik op die momenten meestal ook moet geven:

– “Niet echt, neen. Behalve wat random groentjes dan.”

“Zal ik anders rap in de Delhaize binnenlopen om twee veggieburgers ofzo? En heeft E. eigenlijk al gegeten?”

– “Ja, die heeft spaghetti gekregen. Vond ze lekker.”

Oef. Het kind is al gevoed. Toch een zorg minder.

– “Maarreuh, P., hebt gij anders geen zin in prei?”

Collega P. kreeg de kans niet om te antwoorden op deze suggestieve vraag.

– “Breng dat maar mee. En een stukske vis. Dan maak ik preipatatjes. Daar heb ik nu eens écht zin in. Gij toch ook, eh?”

P. knikte. Maar dat kon zij natuurlijk niet zien. Dus zei hij:

“Ja hoor. Lekker.”

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like