We all love Lize

Samen met Het Lief en vriendin S. ging ik luisteren naar Lize Spit in de Komdis. (Komdis is een zot initiatief van mijn twee cultuurminnende ouweluitjes. Op amper een half jaar tijd is het tot een succesverhaal uitgegroeid. Het komt erop neer dat de Mama en de Papa hun tweede living omgebouwd hebben tot een cultureel centrum in zakformaat. En dat iedereen daar plots wilt zijn.)

Lize SpitHet Lief en ik hadden het boek al gelezen. We waren er allebei kapot van. Op een positieve manier. Ik iets meer dan hij. (Wie het boek gelezen heeft, zal begrijpen waarom.)

Vriendin S. niet. “Ik wou het hier kopen”, zei ze, “maar die Lize heeft dus geen exemplaren bij. En ik had er ook al eentje beloofd aan mister D.!”

Tuttut, suste ik. Zo’n fervente lezer is mister D. nu ook weer niet. Die gaat dat niet erg vinden dat gij hem geen boek hebt kunnen kopen. Vriendin S. keek bedenkelijk.

Lize vertelde honderduit. Over het schrijverschap, het boek, haar bewuste keuze voor Das Mag Uitgevers. Iemand merkte tijdens het vragenrondje op: dat emmertje water met gehakt daar in de beenhouwerij; dat was zo herkenbaar voor mij. Waarop ik dacht: er zijn wel meer dingen herkenbaar in dat boek. Zeker als ge in een Kempens dorp opgegroeid zijt.

Lize deed enkele opvallende uitspraken. Dat ze geen titel kon vinden en dan maar genoegen nam met de titel die haar uitgevers bedacht hadden.

Dat ze zeven maanden lang elke dag naar haar kantoortje in Brussel ging, om er van negen tot vijf aan het boek te werken. (Tiens, Nick Cave doet dat ook.)

Dat ze zich niet zal bemoeien met het filmscenario, want: “Als ik in het verhaal een film had gezien, dan had ik het wel in scenariovorm gegoten.” (Logisch, want ze is afgestudeerd als scenarist aan het RITS.)

Dat ze het aanbod van De Bezig Bij – toch wel de überuitgeverij der Lage Landen – heeft afgewimpeld. “Uit lunchen gaan met Tommy Wieringa et les autres, wat heb je daaraan als je maar tien procent verdient op elk boek dat je verkoopt?”

Het Lief en ik mochten Lize na afloop vervoeren tot Berchem-station. “Ik hoor dat jij voor De Standaard werkt?”, richtte ze zich in de auto tot mij. Dat klopt, antwoordde ik. Ik deel een paar keer per maand sterren uit. Maar dan aan concerten, niet aan boeken.

“Ik heb het wel voor De Standaard. Ook al schrijf ik nu een column voor De Morgen.”

Dat is mooi, zei ik.

Toen zei Het Lief: we zijn er.

En zagen we Lize Spit en haar hoge haar verdwijnen richting spoor negen.

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like