Bargoens drinklied

Zondagnamiddag, dat vinden De Zus en ik doorgaans een mooi moment om op café te zitten. Onder het motto “het moet niet altijd nachtgebraak zijn” trekken wij dan naar ons stamcafé, om daar een uurtje of twee (of drie, dat hangt af van het niveau van de tooggesprekken die zich aldaar ontspinnen) aan de toog te hangen en de Dingen des Levens te bespreken.

Maar afgelopen zondag werden we gestoord in onze besprekingen, door enkele zogenaamde ‘verhalenvertellers’ (bijna had ik geschreven ‘professionele verhalenvertellers’, maar iets zegt me dat men met het vertellen van verhalen maar moeizaam de kost kan verdienen – tenzij men Vitalski heet, natuurlijk).

Mensen die op een zondagnamiddag aan de toog hangen, zitten niet te wachten op verhalenvertellers, ook niet wanneer het kadert in een nobel gemeentelijk initiatief om de sociale cohesie te bevorderen; we moeten daar eerlijk in zijn.

Nu ben ikzelf eerder geneigd om zo’n mens die een verhaal komt vertellen, het voordeel van de twijfel te geven. (Misschien heeft het met mijn professionele achtergrond te maken; ik geef les en ik schrijf.) Maar De Zus, die bleek ietsje minder geduldig op dat gebied. Toen de eerste verteller aanstalten maakte om aan zijn derde verhaal te beginnen, porde ze me al aan: “Zeg, gaan we nergens anders naartoe?” Ik meende uit ervaring te weten dat zo’n verteller het meestal wel voor bekeken houdt na een verhaal of twee, drie en sprak dus geruststellend: “Och, dit wordt wel z’n laatste verhaal. Nog even geduld.” Waarop de verteller besloot om, bij wijze van afsluiter, nog een ‘Bargoens drinklied’ aan te heffen.

Toen de volgende verteller zijn entree maakte in het café, wierp De Zus mij een vernietigende blik toe.

Leave a Comment

Your email address will not be published.

You may like