De Collega’s bekeken het jaarboek van onze pas afgestudeerde zesdeklassers. Allemaal staan ze er in, mét foto. En wat belangrijker is: daarnaast flonkert hun brugklasfoto. Lachen-gieren-brullen is dat in sommige gevallen wel, om heel eerlijk te zijn.
To add insult to injury merkte een collega schaamteloos op: “Nou zeg, dié is goed opgedroogd sinds de brugklas.” Aan de manier waarop ze het zei, kon ik de betekenis van die zegswijze wel afleiden. Toch ontglipte mijn verbazing me voordat ik er erg in had: “Zo, dát is weer zo’n uitdrukking die je bij ons niet hoort! Wat mag dat ‘opdrogen’ in deze context dan wel betekenen?”
Daarover waren ze het al snel roerend eens, De Collega’s: “Ha, als je hier in de brugklas binnenkomt, dan ben je toch nog wat ‘nat achter de oren’, nietwaar? Wel, als wij dan zeggen dat iemand nu goed opgedroogd is …”
Ik maakte de zin af: “… dan moet diegene dat als een compliment beschouwen?”
“Je hebt het helemaal begrepen, Floor!”